Wereldverbeteraars
Fotografen die acties voeren met hun fotografie
>
Fotografen maken niet alleen foto’s met als einddoel de schoonheid van het beeld, ze zijn ook vaak wereldverbeteraars. Met behulp van de overtuigingskracht van de fotografie proberen zij de publieke opinie te veranderen en vaak ondernemen zij zelf ook actie. Veel fotografen zijn niet alleen verhalenvertellers, zij zijn ook activisten die de wereldproblemen aankaarten of bestrijden. De betrokken fotograaf die vecht voor een betere wereld, heeft een lange geschiedenis. Een klein overzicht van vroegere en hedendaagse idealisten in de fotografie.
De fotografie als wapen in de sociale strijd bestond al in de negentiende eeuw maar kwam pas goed op gang aan het begin van de twintigste eeuw. Lewis Hine kan beschouwd worden als de godfather van de sociale documentaire fotografie, niet alleen vanwege zijn uitgebreide portretten van net gearriveerde immigranten op Ellis Island, maar vooral vanwege zijn sociaal activisme op het gebied van kinderarbeid. Opgeleid als socioloog maar selfmade als fotograaf reisde Hine tien jaar door Amerika om - soms verkleed als bijbelverkoper - portretten te maken van kinderen in fabrieken en mijnen. Zijn indringende beelden van jonge kinderen in erbarmelijke omstandigheden werden gebruikt door het National Child Labor Committee om te strijden tegen de toen wijdverbreide kinderarbeid in de Verenigde Staten. Zijn foto’s hadden een politiek succes. In 1938 kwam er een federale wet op kinderarbeid waarin werd opgenomen dat kinderen onder de 16 jaar niet mochten werken in mijnen en fabrieken. Hine zei dat fotografie ‘moest laten zien wat er gecorrigeerd moest worden’. Zijn succes werd het eerste grote voorbeeld waarbij de inzet van fotografie de wereld veranderde.
De traditie van de sociale documentatie fotografie was geboren en de fotograaf als actievoerder werd door menig fotograaf voortgezet. Iemand die zijn betrokkenheid bij zijn onderwerp niet alleen in beelden maar ook in sociale actie omzette was de onstuitbare Eugene Smith. In 1971 streek Smith neer in het kleine Japanse vissersdorpje Minemata om er drie jaar te blijven. Hij fotografeerde samen met zijn vrouw Aileen Mioko Smith de gevolgen voor de bevolking van de kwiklozing door het bedrijf Chisso - een van de grootste milieuschandalen in de geschiedenis. De beroemde piëta-achtige foto van de moeder die haar misvormde kind baadt, is er het bekendste resultaat van. Fotograferen was voor Smith niet genoeg. Hij en zijn vrouw gingen mee naar de vele protestacties tegen de fabriek, waarbij zij gewond raakten tijdens een heftige confrontatie met de medewerkers van Chisso. Door de publiciteit werd de fabriek gesloten. “Fotografie is een kleine stem. Geloof erin. Als het goed is uitgedacht, kan het werken,” waren de woorden van Smith.
Fotografie kun je ook combineren met een grote actie ter bewustwording vn publiek en politici. In Nederland maakte Sander Veeneman in de jaren 90 veel reportages over de armoede in talloze landen voor Nederlandse bladen en zag dat alleen het fotograferen ervan weinig nut had. Na de publicatie waren de mensen zijn foto’s al weer vergeten. Hij besloot in 2004 een actie te koppelen aan zijn foto’s en ze af te drukken in een klein boekje. Hij noemde het een visueel protest tegen de armoede. Veeneman stuurde zijn boekje naar verschillende wereldleiders. Kofi Annan, toenmalig secretaris-generaal van de Verenigde Naties, nodigde hem uit om zijn verhaal te vertellen. In het boekje werden de lezers geattendeerd op de website First8, die het startpunt vormde van campagnes in dag- en weekbladen over armoede en hongersnood. Zo werd de fotograaf een van de grootste campagnevoerders op het gebied van armoedebestrijding. Veeneman kijkt met een goed gevoel terug op zijn mega-actie: “We hebben veel wereldleiders bereikt. Bij de millenniumdoelen van de VN werd de website First8 vrijwel bovenaan gezet, omdat onze website de doelen visueel inzichtelijk maakten. We hebben miljoenen hits gehad uit meer dan tweehonderd landen. In Nederland zijn van het boekje anderhalf miljoen stuks verspreid en via de reguliere kranten en tijdschriften meegezonden. De lezers werden in het boekje opgeroepen giften te sturen aan diverse ngo’s. Achteraf heb ik gehoord dat sommige ngo’s een tienvoudige toename van giften zagen.”
Armoede en onrechtvaardigheid worden niet alleen op de kaart gezet door fotografen. Sommigen bestrijden met zelf opgehaalde donaties de problemen die ze tegenkomen.
De regering van Rwanda besloot dat de weeshuizen gesloten moesten worden. Toen fotografe Anais López hiervan hoorde was zij ontdaan. Zij was al eerder in de regio geweest om het boek Only in Burundi te maken. Samen met journaliste Paulien Bakker en filmmaker Anisleidy Fonsecca Martinez bedacht López een project dat bestond uit een boekje met foto’s van de weeskinderen waarop zij hun dagelijks leven. De kinderen kregen een cursus om te leren omgaan met de camera. “Wij gaven kinderen van 9 tot 21 jaar de opdracht zichzelf te fotograferen.” Het werd een Photo Notebook waarin foto’s staan van kinderen van de L’Esperance Childrens Village. López: “We bouwden de website A Country without Orphans van waaruit een fotoveiling werd georganiseerd. Aan de fotoveiling deden 80 fotografen mee. Jim Caspers van Lens Culture steunde ons door op zijn website de veiling te promoten. Met de opbrengst van de veiling en het notebook kunnen we vijf kinderen tien jaar lang naar school kunnen sturen.” Ook via de website 1% club, opgezet om goede doelen te crowdfunden, heeft López met haar collega’s geld kunnen inzamelen.
Anais López ontpopte zich van fotograaf tot activist. Wat heeft haar gedreven om zich zo vol overgave in te zetten om het wereldleed te bestrijden? López: “Je kunt bij problemen van volwassenen denken dat ze het zelf ook wel kunnen oplossen, maar kinderen kunnen dat niet. Die zijn kwetsbaar en die moet je helpen. Je moet kinderen een kans geven. Maar je moet wel uitkijken dat je niet zo’n neokoloniaal wordt die denkt de wereld wel even te kunnen redden.”
De vluchtelingenproblematiek vanwege de verwoestende burgeroorlog in Syrië heeft ook gezorgd voor fotografen die hun doel hoger stellen dan alleen een verhaal vertellen. Thijs Heslenfeld maakte samen met journaliste Rinke Verkerk het fotoboek Anything out of nothing over de Syrische vluchtelingen in Libanon en Jordanië. In het boek wilde hij vooral de veerkracht van de vluchtelingen laten zien. Thijs Heslenfeld: “Ik was aanvankelijk gevraagd door de gemeente Amsterdam om foto’s te maken van de vluchtelingen in Jordanië maar vond het geen aantrekkelijk idee dat de foto’s alleen maar in een jaarverslag terecht kwamen. Daarom stelde ik voor om een boek te maken. Dat boek moest er in twee maanden komen, dus heb ik er deze keer voor gekozen om met een journalist samen te werken. Normaal schrijf ik zelf de teksten, want ik ben ook journalist.”
In het bijzondere vormgegeven boek - het leest van achteren naar voren - zien we portetten met daarnaast de persoonlijke verhalen. Heslenfeld wil dat het boek en de verhalen de vooroordelen bij de lezers wegnemen. Door de persoonlijke verhalen kun je je beter inleven in de situatie waardoor vluchtelingen niet meer als enge indringers worden ervaren. “Het hele debat over vluchtelingen in Nederland doet geen recht aan de mensen daar. Zij zijn niet alleen maar zielig en hulpeloos. Het gaat in hun leven ook over zelfredzaamheid, saamhorigheid, liefde en vertrouwen. Ik wil met mijn boek geen politiek statement afgeven. Het gaat over mensen. Ik hoop dat mijn project de angst voor vluchtelingen wegneemt. We zouden in Nederland ook meer met Syrische vluchtelingen moeten praten om een meer humaan beeld van hen te krijgen.”
Heslenfeld wilde het niet alleen laten bij de optekening van de verhalen, maar ook iets terugdoen voor de vluchtelingen en besloot om van elk verkocht exemplaar 5 euro te doneren aan vluchtelingen uit het kamp. “Ik heb dit boek helemaal op eigen risico geproduceerd. Er zijn inmiddels al 4000 exemplaren van Anything out of Nothing verkocht. Met de verkoop van het boek heb ik inmiddels veel geld binnengehaald. De Triodos Foundation heeft daar nog eens geld bijgelegd. Het totale bedrag wilde ik eerst rechtstreeks doneren, maar dat bleek veel te gecompliceerd. Dus nu wordt dat gedaan via de Lifeline van de UNHCR.”. De vraag is waarom Heslenfeld zich zo intensief bezighoudt met zo’n project als dit. “Het is voor mij niet dat goede doel, of alleen het inzamelen van geld. Ik vind het belangrijkste dat een project als dit tienduizenden mensen in aanraking brengt met dit onderwerp, vooral door alles er omheen: door alle publiciteit hebben we bereikt dat een heleboel mensen even stilstaan bij deze ellende en dat vind ik waardevol.”
Fotografie kan ook worden ingezet als wapen om politieke vooroordelen over het voetlicht te brengen. Er zijn veel fotografen die het als hun taak zien het maatschappelijke debat aan te zwengelen om zo op de lange termijn de wereld te verbeteren. De Franse fotojournalist Émeric Lhuisset schrok van de beelden die hij zag van het Maidanplein in Kiev waar honderd onschuldige mensen werden vermoord en besloot portretten te maken van eveneens precies honderd burgers die vochten voor de vrijheid van Oekraïne. Lhuisset stelde zich op bij de deuren van het stadhuis en vroeg aan de demonstranten voordat de foto werd gemaakt op een formulier te schrijven wat ze verwachten dat er hierna zou gebeuren en wat ze hoopten dat er zou gebeuren. Het mondde uit in het boek Maydan-Hundred Portraits, gedrukt op krantenpapier en tabloid formaat, zodat het behalve als een publicatie ook kon dienen als een expositie. Lhuisset: “Ik wilde mensen laten zien die de omwentelingen hadden veroorzaakt. Het bleken geen doorgewinterde revolutionairen te zijn, maar gewoon huismoeders, leraren, studenten en bakkers. Er waren honderd mensen omgekomen tijdens de schietpartijen en daarom wilde ik precies honderd portretten maken. Deze mensen hadden ook doodgeschoten kunnen worden. Het is een eerbetoon aan hen, maar ook een bewustwording over welke mensen de omwentelingen in de Oekraïne hebben veroorzaakt.” Lhuisset toog met de gedrukte kranten naar het oosten van de Oekraïne omdat daar de discussie hard oplaaide over de positie van de regering. Hij wilde reageren op de propaganda en laten zien wie de mensen achter de revolutie werkelijk waren. In de stad Slavjansk plakte hij in het donker van de vroege ochtend de foto’s op de muren en wachtte de reactie van de bevolking af. Lhuissset over zijn actie: “Ik ging de volgende ochtend kijken en ik hoorde van Russische journalisten dat er hevige discussies ontstonden tussen de pro-Russen en de pro-Oekraïners.” Volgens Lhuisset had de straatexpositie in Slavjansk een grote impact op de bevolking. De expositie is ook gehouden in Cambodja, een land dat zelf verscheurd is geweest door een burgeroorlog, en ook in de Syrische stad Aleppo. “Ik wil met mijn fotoproject de mensen van het Maidanplein zelf laten spreken, los van de propaganda van weerszijden. De geportretteerden vertellen allemaal hun eigen verhaal in de vragenlijst die ik erbij heb gevoegd. Het is hun persoonlijke stem. Hiermee probeer ik een open discussie op gang te brengen. Dat dit soort dingen gevoelig ligt, blijkt uit het feit dat ik in Phnom Penh geen openbare ruimte kon krijgen om het werk op te hangen, zo bang was men voor de reacties. Alleen een galerie was bereid mee te doen.”
Jan Banning is een fotograaf die vooral fotografeert om het maatschappelijke debat aan te gaan. Hij maakte onder andere het boek Troostmeisjes over Indonesische vrouwen die in de oorlog voor de Japanners als prostituee moesten werken. In Japan wordt de hele kwestie van de troostmeisjes in al decennialang in de doofpot gestopt, maar toen de foto’s van Banning in het Japanse tijdschrift Days Japan werden geplaatst, deed dat veel stof opwaaien. Er werd ook een expositie georganiseerd in het Women’s Active Museum in Tokyo.
De tentoonstelling opende daarmee een sociaal-maatschappelijke debat over de rol van Japan in de oorlog. Banning over de ontvangst van zijn boek in Japan: “In Japan is er nog een groot taboe rondom dit onderwerp. Ik probeer met mijn werk maatschappelijke discussies te entameren. In dit geval is het uiterst moeizaam. Er kwamen wel veel journalisten naar de expositie, maar de artikelen die daarna verschenen waren uiterst kort. Het kwam dus wel op de agenda maar nogal marginaal. Japan blijft ontkennen dat er ook troostmeisjes waren in Indonesië. Toch is het me gelukt om een debat te ontlokken in het hol van de leeuw. De persoonlijke reacties die bezoekers in het gastenboek achterlieten, toonden een grote betrokkenheid bij het onderwerp. Het is mijn doel om de discussie rondom gevoelige kwesties aan te kaarten. Dat is ook het geval met mijn recente project Law and Order.”
Niet alleen op het sociale vlak hebben de fotografen zich al meer dan een eeuw ingezet voor de verbetering van de wereld, ook voor het behoud van de natuur is er een lange traditie. De negentiende-eeuwse Amerikaanse natuurfotograaf Carleton Watkins maakte niet alleen fantastische opnamen van de Yosemite Vallei met zijn mammoet 22x18 inch camera, die hij in de zomer van 1861 op een kar getrokken door muilezels door de ruige bergen vervoerde, maar hij was ook een van de initiatiefnemers bij het ontstaan van de Nationale Parken.
Decennia later was Ansel Adams de grote voorvechter van het behoud van het Yosemite park. Hij werd bij de Sierra Club, die streed voor meer natuurparken, als een held binnengehaald, omdat zij begrepen dat de fotografie een belangrijke rol kon spelen. Adams trok naar Washington om te lobbyen voor meer parken. Zijn boek Sierra Nevada: the John Muir Trail bereikte het Witte Huis en president Franklin Roosevelt was zo enthousiast dat hij kracht bij zette om het nieuwe Kings Canyon National Park van de grond te krijgen. ‘Ik geloof dat de benadering van de kunstenaar en de benadering van de milieuactivist heel dicht bij elkaar komen,’ zei Adams eens over zijn dubbele levenstaak.
Je zou kunnen zeggen dat de Braziliaanse fotograaf Sebastião Salgado in de voetsporen van Adams staat. Met zijn boek Genesis, verwijzend naar de Bijbelse staat waarin hij grote delen van de aarde aantrof op zijn reizen, wil hij zijn publiek bewust maken van unieke natuur die dreigt te verdwijnen. Genesis is een aubade voor de schoonheid van de aarde. Dit project kwam voort uit de zorg om het milieu, toen Salgado zag dat rondom de boerderij van zijn vader al het bos was verdwenen. Samen met zijn vrouw richtte hij in 1998 een ngo op, The Instituto Terra, die als doelstelling heeft de ontbossing in Brazilië tegen te gaan. Zij hebben inmiddels al 17 duizend hectare bos aangeplant en ervoor gezorgd dat er honderden nieuwe dier- en plantensoorten zijn ontdekt. De foto’s uit Genesis worden, net als bij Adams, gebruikt als wapen om de publieke opinie te beïnvloeden. Wereldwijd worden bij de exposities van zijn werk discussies over het klimaat gehouden. Salgado zei eens dat het er niet om ging om het mooie licht in zin foto’s te waarderen. ‘Ik wil met mijn foto’s informeren en een discussie uitlokken.’
Om zijn publiek te bereiken en een verandering teweeg te brengen bewandelt de Amerikaanse natuurfotograaf J. Henry Fair dezelfde weg als Salgado. Hij kiest ervoor om niet de lelijkheid van de vervuiling te laten zien, maar cynisch genoeg juist de schoonheid ervan. Hij geeft in oktober dit jaar het boek Industrial Scars uit, waarvoor hij op een uiterst esthetische wijze de vervuiling van de industrie fotografeerde. Hij gebruikt nadrukkelijk de schoonheid van kleuren en vormen om de littekens van de aarde onder het publiek te brengen. Sommige foto’s lijken op de expressionistische schilderijen van Kandinsky. Fair vindt dat kunst altijd twee kanten moet hebben, de esthetische en de intellectuele kant. “Ik probeer door de schoonheid van mijn abstracte landschappen de kijker naar mijn onderwerp te lokken. Bij mijn exposities in musea geef ik veel informatie over de vaak verontrustende werkelijkheid achter de vervuilde landschappen. In de hele discussie over de klimaatverandering zijn er groepen mensen die het probleem niet onderkennen. Daarom heb je sterke visuele informatie nodig om te overtuigen. Beelden komen ons onderbewustzijn binnen en werken daar langer door. Ik maak kunst om mensen te laten nadenken over de wereld. En van daaruit kan er een verandering komen.” Fair combineert zijn fotografie ook met milieuactivisme. Zo werkt hij samen met organisaties zoals Rainforest Alliance en de Open Space Institute. Zijn foto’s van boorinstallaties van schaliegas hebben meegeholpen tegen het opboren ervan in de staat New York.
Kadir van Lohuizen maakte zijn serie Rising Sea Levels over de opwarming van de arde met de stijging van het zeewater als gevolg. Hij begon zijn wereldwijde project Rising Sea Levels uit eigen beweging maar vond al gauw The New York Times aan zijn zijde die het project voor een deel adopteerde en publiceerde. Van Lohuizen hoopt met zijn project de publieke opinie te beïnvloeden en politici aan te spreken. De camera ziet hij als een belangrijk wapen in de strijd om verhalen te vertellen die belangrijk zijn en de aandacht verdienen. Zijn project is opgepakt door grote organisaties zoals Displacement Solutions en United Nations Environment Program. Door veel lezingen en talkshows weet van Lohuizen het thema van de bedreigde volkeren op de kaart te brengen. Van Lohuizen over zijn motivatie: “Dit project heeft een hoge mate van urgente. Als journalist zie ik het als mijn taak verhalen te vertellen en het publiek en beleidsmakers te laten nadenken over de effecten van klimaatverandering. De reizende expositie van Rising Sea Level geeft de mogelijkheid om debatten over het klimaat te organiseren. Daarom zoek ik ook plekken die een breed publiek kunnen bereiken, dus bij voorkeur geen kunstgaleries. Als de media het dan ook nog oppakken, kun je een groot effect bereiken.”
Tijdens de COP21 in Parijs was er een speciale samenwerking tussen de actiegroep #Dysturb en Magnum. Onder de naam #Reframeclimate werden 25 beelden uit 17 landen op de muren van Parijs geplakt, zodat de Parijzenaren geconfronteerd werden met beelden van overstromingen en milieuproblemen. Van Lohuizen: “Dysturb is goed bezig en de COP21 was uiteraard de juiste plek om mijn project onder de aandacht te brengen.” Dysturb is een fotoguerrilla, opgericht door de Parijse fotojournalist Pierre Terdjman, die gefrustreerd was omdat het steeds moeilijker werd zijn foto’s in de reguliere media geplaatste te krijgen. Hij besloot foto’s op posterformaat op straat op te plakken - volgens hem het ultieme sociale medium.
Ondanks het individualisme van de huidige tijd zijn er nog steeds fotografen die idealen nastreven en hun fotografie als middel inzetten om de wereld te verbeteren. In een tijdperk waarin de strijd om media-aandacht groot is, blijkt het geen gemakkelijk opgave om aandacht te krijgen voor maatschappelijk issues. Bas Vroege, directeur van Paradox, vindt dat je als fotograaf op een slimme manier je strategie moet opbouwen: “Je moet als het ware een mediafabriekje opbouwen en je eigen publiek genereren. Als je een project hebt dat alleen binnen de culturele sfeer aandacht krijgt, bereik je niet het grote publiek. Daarom moet je met jouw project iets bijzonders doen, waardoor de media het oppakken. Dan is jouw project de aanleiding om het onderwerp op de agenda te zetten.”
Ton Hendriks feb 2016
WEBSITES:
http://www.anaislopez.nl/
http://countrywithoutorphans.nl/
http://thijsheslenfeld.com/
http://www.anythingoutofnothing.nl
https://noorimages.com/project/rising-sea-levels/
http://www.first8.org
http://www.jhenryfair.com/
http://www.janbanning.com
http://dysturb.com