Dutch Doc Award

en het kunstjasje

>

Hebben we net de World Press Photo en de Zilveren Camera gehad, nu is ook de longlist bekend gemaakt van de Dutch Doc Award 2014. De Dutch Doc Award onderscheidt zich van de twee andere fotowedstrijden, omdat hier een prijs wordt gegeven voor het beste documentaire project en niet voor de beste, goed geslaagde foto. Ook bijzonder is de geldsom die de hoofdprijs met zich mee brengt: een lieve som van € 20.000,-, een bedrag waarmee je als fotograaf een fatsoenlijk diepgravend project kunt opzetten. De Dutch Doc Award is mede opgezet door het Utrechtse Fotodok en de Mondriaan Stichting en wordt nu geleid door een aparte stichting Dutch Doc Photo.
De nieuwe lijst van 35 projecten die vorig jaar zijn gemaakt of afgerond is rijk gevarieerd. De lijst is samengesteld door de zogenaamde poortwachters: deskundigen uit het fotoland, al konden fotografen hun projecten dit keer bij hen onder de aandacht brengen.
Tweederde van de projecten blijkt in het buitenland gemaakt te zijn, hetgeen aangeeft dat de meeste fotografen belangrijke onderwerpen buiten ons kleine nationale territorium zoeken. Op de lijst zien we een grote diversiteit aan namen, zoals Jimmy Nelson, Rob Hornstra en Kadir van Lohuizen, die aan grote projecten hebben gewerkt: de grote verhalen. Maar we zien ook mensen als Cuny Janssen, Anais Lopez en Marieke van der Velden, met projecten van bescheidener omvang: de kleine verhalen.
Bij de Dutch Doc ontstond in het verleden niet onterecht een felle discussie over wat nu precies onder documentaire fotografie wordt verstaan. Er stonden fotoprojecten op de lijst die niemand echt als een documentair project zou kunnen duiden, zoals TokyoTokyo van WassinkLundgren en En Willem van Willem Popelier. Jan Banning trok een tijd terug fel van leer en schreef: “Ik wil hier niet betogen dat er iets mis is met deze genomineerde fotografische projecten als zodanig. Maar het lijkt me hoog tijd voor Dutch Doc om in de eigen begripsvervaging in te grijpen en een goede inhoudelijke definitie van het begrip ‘documentaire fotografie’ te formuleren.”
In Nederland bestaat er een grote neiging om de documentaire fotografie in een kunstjasje te gooien of om deze tak van fotografie te zien als een onderzoek naar hoe het medium functioneert, in de plaats het in te zetten voor waar het eigenlijk om gaat: de maatschappij om ons heen en niet de fotografie zelf, noch de fotograaf in kwestie.
De vraag is of dit jaar een strengere norm is gehanteerd bij het selecteren van de longlist. Op het eerste gezicht staat er alleen puur documentaire series op, zoals de bovengenoemde namen. Toch zijn er ook dit jaar evenals vorige jaren projecten geselecteerd waarvan je je afvraagt wat het documentaire gehalte is. Een zo’n voorbeeld is Pixel Stress van Anouk Kruithof, een zeer interessant project over de fotografie, maar met een uitermate groot autonoom gehalte.
Dit kan ook gezegd worden over het project Retracing van Rein Jelle Terpstra, waarover hij zelf zegt: ”Het boek en diaporama Retracing zijn een onderdeel van een groter onderzoek over waarneming, geheugen, fotografie en de mogelijkheid tot het verdwijnen van beelden.” Het is zonder meer een interessant onderzoek naar de grenzen van de fotografie en onze waarneming, maar het lijkt me geen direct onderzoek naar maatschappelijke wereld. Het project van Juul Hondius Brilliant Punitive Raids zit hier ergens tussen documentair en autonoom in. Hij analyseert en reconstrueert foto’s in nieuwsmedia en ‘brengt ze in zijn geënsceneerde foto’s terug tot archetypisch beeldmateriaal’, aldus zijn website. Dit lijkt me toch eerder een analytisch onderzoek naar het beeld, zoals boven vermeld, dan een documentair project. En zo zijn er nog veel meer projecten op de longlist. Er waart in Nederland een kunstspook door de documentaire fotografie, maar de vraag is of die gehonoreerd moet worden. De Dutch Doc kende een categorie innovatie/experiment, een uitermate zinvolle categorie, waarin sommige projecten zich uitstekend thuis kunnen voelen. In 2010 kreeg Stefanie Gräz daarvoor een prijs.
De hoofdprijs ging in 2010 naar Jeroen Kramer die een persoonlijk verslag van de oorlog maakte in de vorm van Room 103. Een soortgelijke aanpak, dat men zou kunnen omschrijven als ‘het kleine verhaal’, werd in 2012 gehonoreerd. Paulien Oltheten won de prijs voor haar project Photos from Japan and my archive. Een ‘groot verhaal’ werd in 2011 gewonnen in de vorm van het project Shelter van Henk Wiltschut. Hij vertelde een documentair verhaal over vluchtelingen in de vorm van verstilde beelden van hun tenten. Een ander groot verhaal won twee jaar later. Jacqueline Hassink won in 2013 de prijs met The Table of Power 2, foto’s van de boardrooms van ondernemingen.
Gelukkig is er een verschil tussen de grote diversiteit in opvatting van wat documentaire fotografie is bij de longlist en bij de uiteindelijke prijswinnaars, maar het debat over de aard van ‘het verhaal’ is hiermee nog niet ten einde. Valentijn Byvanck hield hierover in 2012 een interessante voordracht met de titel: Over Intimiteit en Ideologie. Hij zei hierbij: “De monumentale fotografie is vervangen door het intieme fotografische relaas.” Byvanck zegt dat we van de ideologische beelden naar de intimiteit zijn verschoven, als gevolg van de psychologisering van de maatschappij. Terwijl hij aan de ene kant gelijk heeft, is het toch de vraag in hoeverre dat een norm gaat worden bij documentaire projecten. In de longlist van dit jaar zie je de maatschappelijke, grote verhalen, naast de kleine verhalen, het terrein van de intimiteit, waarbij het opvallend is dat vooral vrouwelijke fotografen kiezen voor de intimiteit van het kleine verhaal.
Het wordt een interessant debat waarin de jury gewikkeld zal zijn als zij de winnaar van 2014 zal moeten aanwijzen. En van de afdeling innovatie/experiment is overigens niets meer vernomen.