World Doc Photo

Is het tijd voor een World Documentary Photo?

>

Dit is een reactie op een ingezonden stuk van Jan Banning op de website van PhotoQ

De kritiek van Jan Banning op de WPP is niet nieuw. In het toenmalige tijdschrift Perspektief schreef ik in 1988 een kritische recensie over de oogst uit dat jaar. Als ik mezelf mag citeren: ”Misschien komt het omdat ik niet van hard nieuws houd, maar telkens weer als ik dit soort foto’s zie krijg ik een onbehaaglijk gevoel, dat dit slechts de oppervlakte is en dat deze foto’s meer bedekken dan ze laten zien. Het zoeken naar achtergronden gekoppeld aan het uitproberen van nieuwe benaderingen ontbrak dit jaar vrijwel geheel in de World Press Photo.”
Ook toen was hetzelfde probleem als dat wat Banning schetst aanwezig. De nieuwsfoto’s
toonden het leed van de wereld, maar konden geen inzicht verschaffen in de issues die ze vastlegden. En dat is nog steeds zo, alleen is het effect nu sterker. De iconen van weleer hebben waarschijnlijk meer dan ooit hun zeggenschap verloren.
De clichés die Jan Banning ziet bij de World Press Photo winnaars ziet hebben volgens mij meerdere oorzaken die verschillend zijn maar wel met elkaar verband houden. De eerste oorzaak zie ik in de beperking die de WPP zichzelf oplegt in het genre fotografie dat een prijs mag winnen en dat geldt met name voor de hoofdprijs: de nieuwsfotografie. Dit is het genre van de reportage, dat waarschijnlijk door velen in het zelfde genre valt als de fotojournalistiek zelf. Immers fotojournalistieke beelden zijn foto’s, die de werkelijkheid tonen, niet geregisseerd of achteraf veranderd op de computer (volgens een onduidelijke standard of industry), genomen met meestal een kleinbeeldcamera, en vaak in oorlogsgebieden, bij misdeelden van de maatschappij (de oude hoer als superlatief: erger kan je het niet treffen), in achterstandswijken of arme landen.
De grote iconen van de fotojournalistiek komen uit de tijd dat deze vorm van fotografie de wereld moest beroeren, en dat waarschijnlijk ook echt deed, met de emotionele impact van het beeld. Andere categorieën en genres die in de categorie van de veel ruimere documentaire fotografie, die wel verwant is aan de fotojournalistiek, maar zich er ook van onderscheidt, zoals het portret, het landschap en het stilleven, kunnen niet behoren tot de nieuwsfotografie en vallen daarmee voor een groot deel buiten de hoofdprijs van de WPP. Zoals Banning terecht opmerkt zijn er in de genres buiten de fotojournalistiek wel ontwikkelingen die voorbij kunnen gaan aan de clichés, maar die vallen dus buiten de hoofdprijs.
Een andere, algemene oorzaak houdt hiermee verband en dat is de algehele veranderde verhouding die wij hebben met het journalistieke beeld. In de jaren zestig was de geïllustreerde pers nog een grote bron van informatie en beroering , maar nu, met miljoenen foto’s die elke dag door professionals en amateurs geproduceerd worden is het emotionerende en informatieve effect aanzienlijk geringer, zo niet nihil in sommige opzichten.
Susan Sontag analyseerde dit fenomeen al in de jaren tachtig: “Sociaal geëngageerde fotografen veronderstellen dat hun werk een soort stabiele betekenis kan overbrengen, de waarheid kan onthullen.” Volgens haar stond de vermeende waarheid in de journalistieke foto op gespannen voet met de neiging om schoonheid te scheppen. ”Zelfs fotowerk dat met de beste bedoelingen is gemaakt en van de juiste ondertitels is voorzien, resulteert in een consumptiemaatschappij altijd in de ontdekking van schoonheid,” schreef ze in de essay Heroïek van het Kijken. Schoonheid ervaren bij fotografie staat voor haar gelijk aan emotionele afstandelijkheid. Zij baseert zich op de ervaring dat gewenning aan gruwelijke beelden maakt dat die op den duur aan waarheid inboeten.
In de binnenkort te verschijnen heruitgave van mijn boek Beeldspraak besteed ik een paragraaf aan de afnemende betekenis van beelden en de vraag om betekenisvolle iconen. Ik schrijf: “De neomarxistisch filosoof Jean Baudrillard heeft in zijn boek Simulacra and Simulation de hele betekenisproductie van de media en met name de massamedia in twijfel getrokken. De media produceren zoveel informatie dat de referentie naar de echte wereld verloren dreigt te gaan. We zien zoveel beelden dat we de relatie met de werkelijkheid niet meer kunnen leggen. De mediawereld lijkt een soort Disneyland. Baudrillard: ‘Wij leven in een wereld waar steeds meer informatie is en steeds minder betekenis.’”
De taak die ik zie voor de maatschappelijk betrokken fotograaf is het steeds opnieuw scheppen van betekenisvolle iconen om deze betekenisloosheid te bestrijden. Een laatste citaat moge dit verduidelijken: “Een antwoord van de fotografie zou kunnen zijn dat de beelden niet perse meer de fysieke werkelijkheid laten zien maar dat ze nu visuele ankers zijn in een groter discours. De fotograaf moet daarom blijven zoeken naar betekenisvolle iconen die het verhaal dat hij wil vertellen kunnen symboliseren. Foto’s kunnen dan iconen worden, heldere beelden die sterk refereren aan een onderwerp of een onderliggend thema.” Dit betekent dus dat het niet perse nodig is om realistische, lees fotojournalistieke beelden te maken om een maatschappelijk debat aan te zwengelen. Misschien is het zelfs wel andersom, gezien de overkill aan journalistieke beelden en missen juist fotojournalistieke beelden de iconische kracht om het publiek te laten nadenken over de situatie die wordt getoond.
Dit geldt ook voor de winnende foto. Het is in mijn ogen een goede foto die de prijs absoluut verdient, binnen de kaders die de World Press Photo zichzelf heeft gesteld. Maar het probleem ligt juist aan die kaders. Wie een oorlogssituatie op een fotojournalistieke manier in beeld wil brengen kan bijna niet anders dan wachten tot het geweld geluwd is en dan foto’s maken van de slachtoffers van dat geweld. Dit zie je vrijwel overal als de enige fotografische aanpak en niet alleen bij professionele fotografen maar ook bij de burgerjournalistiek. De slachtoffers gelden immers als het ultieme bewijs van het onrecht. Op de winnende foto zijn de dode kinderen symbolen van de moordzuchtige vijand. De foto vat op een esthetische wijze de situatie van de slachtoffers samen, maar kan niet meer doen dat deze ‘schoonheid als bewijs’. De andere kant van het verhaal, de eventuele oorlogshandelingen van de slachtoffers worden niet in beeld gebracht en dat kan ook niet in één beeld. Net zo min als het mogelijk is om de complexe situatie in Syrië in één beeld te vangen. Menig westerling schaart zich aan de kant van de rebellen in dat land, maar nu we weten dat onder die rebellen zich een legertje moslimfundamentalisten mengen, is het steeds moeilijker om foto’s te interpreteren die uit het rebellenkamp komen. Hoe zou ooit een losse foto recht kunnen doen aan deze uiterst ingewikkelde situatie?
De fotografie gepresenteerd als één iconisch beeld is eigenlijk gedoemd ten onder te gaan. Het is eigenlijk hetzelfde als een hoofdstuk uit een roman nemen en die een prijs geven. Wie de andere hoofdstukken niet gelezen heeft begrijpt waarschijnlijk weinig van de winnende tekst. Een beeldverhaal, een langlopende serie, met teksten en verwijzingen, die meerdere facetten laat zien, heeft mijns inziens wel alle toekomst. Op een complexere wijze is het nog steeds mogelijk betekenisvolle iconen te maken, bijvoorbeeld door portretten gekoppeld aan interviews, door landschapsbeelden met verwijzingen naar de oorlogssituatie of door stillevens die getuigen van de geschiedenis, maar deze beelden vallen buiten de scope van een hoofdprijs van de World Press.
Toch zien we wel in de subcategorieën van de WPP fotoseries die interessant zijn en geen last hebben van het door Banning opgemerkte cliché gehalte. The People of Merci van Stephan Vanfleteren is hier een goed voorbeeld van. En de Victims of Forced Love van Ebrahim Noroozi, maar ook de serie Miss My Parents So Much van Fu Yongjun. Maar ook de serie The Pink Choice van Maika Elan of Live in War van Majid Saedi. Eigenlijk kun je stellen dat alle documentaire series van enige lengte en diepgang interessanter zijn dan alle prijzen van de ‘single’ foto’s bij elkaar.
In Huis Marseille is op het moment een expositie van de Prix Pictet, een andere prijs in de fotografie, over duurzaamheid, met dit keer het thema Macht. De getoonde fotoprojecten van onder meer Philippe Chancel, Carl De Keyzer en Daniel Beltra. Het zijn interessante projecten die dichtbij de autonome fotografie staan en die gebruik maken van meerdere genres van alleen de nieuwsfoto. Hier zie je dat er een poging wordt gedaan om een nieuwe iconen te scheppen, die ver staan van de clichés en die de kijker vragen actief mee te denken over wat hij ziet.
Het zou een goede suggestie zijn als de stichting WPP haar doelstellingen zou veranderen en voortaan prijzen gaat geven aan langlopende documentaire series, die op een eigenzinnige manier inzicht geven aan mondiale issues en een beeldtaal scheppen die verfrissend is en de kijker noopt tot nadenken. Misschien zou het haar naam moeten omdopen tot World Documentary Photo en zou het net zoals de Prix Pictet belangrijke thema’s moeten aandragen. Dan zou het emotionerende cliché kunnen worden vervangen door projecten met betekenisvolle iconen.

Ton Hendriks

Het stuk van Jan Banning is te vinden op zijn eigen website zie deze link: Icoon of cliche