Anaïs López
Only in Burundi
>
Vanaf het moment dat de wervelwind die Anaïs Lopez heet de deur van haar woning - op steenworp afstand van het Tropenmuseum - opendoet word ik overvallen door een waterval van woorden. Zeggen dat Anaïs enthousiast is over haar project Only in Burundi is een understatement. Alle absurde tegenwerkingen die zij tijdens het fotograferen heeft ondergaan zag ze als een uitdaging, en meer dan dat, heeft ze tot het eigenlijke onderwerp van haar boek gemaakt. Aan de keukentafel, onder het genot van een biologische appelsap vertelt Anais over haar Afrikaanse avonturen.
De ontstaansgeschiedenis van het boek over Burundi begon met een toevallig gesprek. Eva Smallegange, de beste vriendin van Anaïs, vertelde op de sportschool bijzondere verhalen over het land Burundi. Eva had in Burundi gewerkt met getraumatiseerde kinderen en gezinnen. De genocide in Rwanda is berucht, maar ook in Burundi hebben de etnische conflicten slachtoffers gemaakt. De twee vriendinnen besloten om zich niet te richten op de trauma’s, maar om samen - in woord en beeld - een positief beeld van eens verscheurde Afrikaanse land te schetsen
Omdat het erg duur is om het land te bereizen – goedkope chartervluchten gaan daar niet naar toe - moesten van te voren de financiën geregeld worden. Anaïs kon regelen dat NRC Next, One World en een aantal andere bladen artikelen zouden plaatsen. Daarnaast vroeg ze een subsidie aan bij het Sem Presser Archief die werd gehonoreerd op het moment dat ze in Kenia overstapten op hun vlucht naar Burundi.
De aangeboorde financiële middelen waren nog niet genoeg omdat ze met hun tweeën reisden, en omdat ze besloten hadden om twee keer naar Burundi te gaan. Via een tussenpersoon wist Anaïs een afdeling van Heineken, die ook in Burundi bier brouwt, zover te krijgen om een deel van de reis te sponsoren, deels gecompenseerd met foto’s voor hun jaarverslag. Daardoor konden ze van Heineken een auto ter beschikking krijgen. Kortom, de brutaliteit en het enthousiasme van Anaïs zorgde ervoor dat het project van de grond kwam, maar wat fotografeerde zij daar precies?
Op de cover van het boek prijkt een afbeelding van doppen van frisdrankflessen, niet echt het eerste beeld dat men verwacht over een Afrikaans land. Het blijkt om de drankjes te gaan die fotografe en auteur kwijt waren om hun mensen te benaderen. En ziehier meteen het onderwerp van het boek. Hoe krijg je iets gedaan in Burundi, hoe werkt in Burundi en hoeveel gunsten moet men verlenen om een foto te kunnen maken? Want het bleek vrijwel ondoenbaar om gewoon maar wat te fotografen. Op straat een foto maken in het getraumatiseerde land zou een boete van honderden euro’s opleveren dus moest iedereen met veel omhaal en in het geheim gefotografeerd worden. Via hun gids Koky, wiens broer de rechterhand van de president is, kregen de twee vrouwen toegang tot hun onderwerpen en zo werd Koky zelf de hoofdpersoon in het boek. Hij voert ons langs de illustere figuren die werden bezocht, zoals de koekjes bakkende nonnen en de aartsbisschop van Burundi. Het boek is daarom ook zo opgebouwd. Het verhaal begint bij Koky, die de lezer meeneemt door zijn land en het eindigt vervolgens weer bij hem thuis. Door deze opzet te kiezen laten de makers zien dat iedereen in Burundi met elkaar verbonden is en dat ze ook zonder alle onderlinge connecties hun verhaal niet hadden kunnen maken.
Uit de tekst van het boek wordt duidelijk hoe zoiets werkt. Koky vraagt de aartsbisschop toestemming om bij de nonnen te komen en de man weet zijn maatschappelijke autoriteit slinks te verkopen als een goddelijke gunst. ‘Voel je niet beledigd’, zegt hij tegen Koky, ‘Het hek mag alleen worden geopend met Zijn goedkeuring. Ik vertegenwoordig hier Zijn stem. Voel je vrij om bij de nonnen op bezoek te gaan. Meld je bij Moeder Overste, zij al je binnenlaten.’
Bij ons noemen we dit soort persoonlijke afhankelijkheden machtsmisbruik en omkoperij maar in Burundi zien ze dat anders. Het is hun manier van contacten leggen en dingen gedaan krijgen. Anais: ‘Ik moest voor het Sem Presser Archief bonnetjes hebben om onze reis te kunnen declareren, en begon daarom een verslag aan te leggen van alle drankjes die we moesten kopen om mensen voor ons te winnen. We moesten heel veel geduld hebben. Tijdens de eerste reis hebben we bijna alle tijd, drie weken lang, besteed om de nonnen die koekjes bakken op de foto te krijgen. We moesten eerst eindeloos lang naar hun missen die al om zes uur in de ochtend begonnen en ergens in de middag pas ophielden. Maar ik vertrouwde er altijd op dat het goed kwam. Door zo’n dure reis te maken nam ik een enorm risico, maar ik geloof heel erg in wat ik doe. Daarom kan ik de mensen ook overtuigen.’
De techniek werkte ook niet altijd mee. Tijdens de tweede reis deed haar digitale camera het niet meer, maar gelukkig kon ze nog verder werken met haar analoge Mamiya 7II. Nadat iemand uit Nederland met een nieuwe digitale camera kwam, viel de analoge camera in het water, zodat de beide camera’s elkaar naadloos opvolgden. Op een dag werden haar lichtmeter en recorder uit haar tas gestolen, maar Koky die iedereen kent, wist met wat ritselwerk de apparatuur weer van de dief terug te krijgen.
Dacht Anaïs tijdens de eerste reis nog dat het project bij een paar tijdschriftartikelen bleef, toen zij voor de tweede keer naar Burundi ging begreep ze dat het project een boek moest worden. Om nog meer fondsen te werven deed ze ook mee aan een pitch (een korte uiteenzetting om het publiek je te laten sponsoren) tijdens het Unseen festival. Ze werd tweede en ontmoette tevens mensen als Fred Ritchin en Jim Capser die in de zaal zaten. Ze ontmoette ook boekuitgevers maar het beviel haar niet dat die altijd eerst om € 10.000,- vroegen alvorens ze met het boek aan de slag wilden. Daarom besloot Anaïs om het hele traject zelf te bewandelen.
‘Ons idee van het boek is laagdrempelig. We maken het niet in eerste instantie voor mijn collega fotografen, maar voor mensen die interesse hebben in een ander beeld van Afrika. Het is meer een alternatief reisboek. Daarom zijn we het boek zelf gaan maken. Door hard te werken heb ik de vormgeving zelf betaald en een vriendin heeft de eindredactie gedaan. Via mijn netwerk is de vertaling tot stand gekomen, en uiteindelijk heb ik zelf mijn drukker gevonden, min of meer per toeval. Het is Drukkerij Rob Stolk, die eigenlijk een soort buurman is. Ze zitten aan de Mauritskade, waar Kleurgamma vroeger naast zat. Ik wilde een film laten ontwikkelen, liep bij hun binnen en raakte aan de praat. Ze zijn een van de duurste drukkers, maar ze vinden het project zo mooi dat zij een deel sponsoren en ik heb kunnen afspreken dat ik in delen betaal. Het Charema Fonds heeft ook nog een bijdrage geleverd zodat we het boek helemaal kunnen maken zoals wij dat voor ogen hadden. En het boek wordt gepresenteerd in het Tropenmuseum, die ook Anaïs’ naaste buren zijn. Ik ben met het hoofd van de collectie gaan praten en we konden het snel eens worden over een mooi programma voor de lancering van het boek, met een film en muziekoptredens.’
Er worden duizend exemplaren van het boek Only in Burundi gedrukt, waarvan er een aantal als special edition de deur uitgaan, met een originele print en een exclusief verhaal dat niet in het boek verschijnt. En uiteindelijk gaat er ook geld terug naar Burundi, naar de kindsoldaten waarom het allemaal begonnen was. De drukker drukt een aantal exemplaren extra waarmee zij een hulpprogramma voor de kinderen sponsoren. Hoe maak je een boek over een corrupt Afrikaans land in het aangeharkte Nederland? Door het hele proces van het netwerken in beeld te brengen en vervolgens hier dezelfde netwerktactieken van Burundi na te spelen.