Jan Banning

Red Utopia

>

In 2013 schreef de Franse econoom Thomas Piketty een hedendaagse versie van Het Kapitaal van Karl Marx. Terwijl Marx de uitbuiting van de arbeidersklasse analyseerde en daarmee de theoretische grondlegger werd van het communisme, liet Piketty zien dat onze huidige neoliberale economie een toenemende ongelijkheid van bezit vertoont. Simpel gezegd: de rijken worden rijker door de groei van hun vermogen. Zo kan het zijn dat éen procent van de bevolking in Nederland bijna 28 procent van het private vermogen in handen heeft. Langzaam brokkelt de verzorgingsstaat af en wordt omgetoverd tot een ‘participatie’ maatschappij, waarbij iedereen voor zichzelf moet opkomen. Maar hoe zit het met de oude idealen van het communisme waarin het bezit en ook de zorg voor elkaar wordt gedeeld? Jan Banning ging in zijn nieuwste project Red Utopia op zoek naar de laatste restanten van het communistisch ideaal. Hij trof heroïsche afbeeldingen in verpauperde kantoren. “Als je de context ziet waarin de communistische propaganda nu staat dan krijgt het wel iets meelijwekkends. Je ziet een enorme discrepantie van wat je daar aan de muur ziet versus de verstofte omgeving. Dat vond ik een interessant spanningsveld.”

Jan Banning heeft zijn boek Red Utopia niet alleen gemaakt om een aanklacht tegen het huidige economische stelsel te maken, maar laat de kijker ook de keuze zijn eigen gedachten te scheppen. “Deels is het boek een aanklacht tegen het neoliberalisme. In mijn tekst heb ik me veel meer tegen het neoliberalisme gekeerd dan in mijn fotografie. Beeld en tekst vallen niet volstrek samen. In de fotografie is mijn houding open, de beelden laten aan de beschouwer de ruimte om ze te interpreteren. Er zitten ook aspecten in als melancholie en absurdisme. De beelden die ik maakte vormen een mengeling van verschillende emotionele lagen, terwijl de tekst veel eenduidiger is. Het zijn beide, beeld en tekst, aspecten van mijzelf.”
Het communisme is sinds de val van de Berlijnse muur en daarmee het einde van de Koude Oorlog zo ongeveer wel failliet verklaard. Uit de beelden van de kantoren in de vijf landen die Banning bezocht India, Nepal, Italië, Portugal en Rusland, wordt dat beeld bevestigd. We zien kale, armoedige ruimten en mensen die weinig hoop uitstralen. “Het communistische gedachtengoed is bijna helemaal begraven, maar er leeft nog wel een behoefte aan een maatschappij waarin de welvaart en de economische middelen beter verdeeld worden. Piketty heeft in zijn boek Het Kapitaal in de 21e eeuw aangetoond dat er juist een toename van de kloof tussen rijk en arm gekomen, vooral in de vorm van het bezit. Ik ben zelf nooit communist geweest, maar ik was wel links en ook een groot voorstander van een eerlijke verdeling van de middelen. Ik verwacht echter niet dat het communisme een renaissance gaat meemaken, maar wel dat de vraag naar een eerlijker verdeling opkomt. Je ziet wel dat Marx als econoom een revival meemaakt. Het communisme is als politieke beweging op sterven na dood, maar de economische analyse van Karl Marx staat wel in de belangstelling.”

Melancholisch karakter
Er zijn in de wereld nog een paar landen die van in naam communistisch zijn. Uiteraard het geïsoleerde Noord-Korea, maar ook Cuba en China zijn nog steeds communistisch. Waarom heeft Banning niet gekozen voor die bekende communistische bolwerken? “Ik vond de vijf landen die ik heb gekozen interessant omdat het landen zijn waar geen communistische dictatuur heerst. Ik wilde communistische partijlokalen opzoeken waar mensen uit overtuiging zitten en niet als onderdeel van carrièreplanning. Ik wilde bij hen zien hoe het nu zit met de restanten van het communisme. Ik heb gekozen voor landen waar het communisme nog enig belang heeft. In vier van die vijf landen is dat het geval. In Nepal maken de Maoïsten deel uit van de regering. In Kerala (India) regeren de communisten, in Portugal zitten de communisten op acht procent van de coalitie, in Rusland is het de op één na grootste partij. In Italië is het aandeel wel heel klein maar dat land is vanuit historisch oogpunt interessant, omdat dat het westerse land was met de grootste communistisch partij in de jaren van de koude oorlog. Ik heb ook een aantal andere landen overwogen maar daar kreeg ik geen fotografische speelruimte.”
De kantoren bieden een troosteloze aanblik die contrasteert met het idealisme dat de posters en vlaggen uitstralen. “De situaties die ik aantrof hadden soms een melancholisch karakter, een beetje armoedig en één van de dingen die ik interessant vond was de discrepantie tussen de heroïsche afbeeldingen die daar gekoesterd en bewaard worden en de armoedige omgeving. Dat vond ik een fascinerend contrast. Ik heb dat niet van te voren zo gevisualiseerd.”
Zijn de foto’s een verhaal over het onrecht dat in de wereld heerst en is het in die zin een logisch vervolg op zijn andere projecten? “Red Utopia sluit fotografisch en emotioneel aan bij Bureaucratics omdat de elementen van macht en onmacht, rechtvaardigheid en onrechtvaardigheid indirecter in beeld worden gebracht. Bij de andere series Law and Order en Troostmeisjes is het thema van onrecht heel direct politieke beladen. Je weet precies waar het over gaat en je weet dat het met onrecht te maken heeft. Bij deze serie heb ik een stap terug gezet. Ik ben minder direct emotioneel betrokken en beschouw het met meer afstand. Het visuele verschil met Bureaucratics is dat ik het nu veel minder formeel heb aangepakt.”
Hoe ziet een fotosessie eruit? Worden de objecten en personen op de foto geregisseerd of trof Banning die zo aan? “Ik ben een hele trage werker. Ik sta daar heel lang te puzzelen. Als ik ergens binnenkom kijk ik eerst of het de moeite waard is. Iets dat relevant is voor het onderwerp van de fotografie. Dan kijk ik wat er aan licht is en hoe ik licht kan toevoegen waardoor het onderwerp interessanter wordt. Ik heb mezelf bij dit project meer vrijheid gegeven. Bij een paar foto’s heb ik film noir-achtig licht gemaakt. Als ik kadrering en licht eenmaal heb, wordt het toneel als het ware ingericht. Ik beschouw het beeld als een theaterdecor. Ik haal elementen uit het beeld die er terloops in zijn beland en er volgens mij niet in passen. Dan bepaal ik de compositie. Ik doe alles op statief, waardoor ik het beeld precies kan opbouwen. Daarna komen de personen. Als ze iets aan het beeld toevoegen laat ik ze zitten op hun natuurlijke plekken kijk dan of ze goed in het beeld staan. Dan is de foto compleet en druk ik op de knop.”

Kunst en politiek
Banning staat er bekend om dat hij met zijn fotografie aan het maatschappelijk debat wil deelnemen. Bekend is zijn project over de troostmeisje dat opschudding veroorzaakte in Japan dat het fenomeen nog steeds officieel ontkent. “De tekst die ik voorin het boek heb geschreven is heel duidelijk een opening van een debat. Ik stel de vraag of wij zo verder willen met het neoliberalisme in deze economische jungle, waar in iedereen er op lost graait en alleen aan zichzelf denkt. In mijn fotografie ben ik veel minder duidend en veel opener. Ik geloof dat je juist geen propagandistische beelden moet maken zodat je er op emotionele manier op kunt reageren. Daardoor stimuleert je de kijker om te gaan nadenken over de verdeling van de economische middelen in onze samenleving. Ook al kunt je aan foto’s zien dat het communisme niet aan de vooravond van een revival staat, hoop ik wel dat mensen over de economie gaan nadenken. Men zou vragen kunnen stellen over hoe de economie nu in volle vaart naar het neoliberalisme afstevent, waarbij 1% van de bevolking vrijwel alle middelen in handen heeft.”
Om een debat te entameren is de fotografie in het project Red Utopia altijd ingebed in een tekstuele omgeving. “Bij een tentoonstelling is er vaak een verhelderende tekst bij. Daarnaast wordt mijn werk op allerlei plekken gepubliceerd, waarbij ik geïnterviewd wordt over het thema. De foto’s zijn vaak een startpunt om het publieke debat verder te voeren, ook als mijn foto’s niet een eenduidig politiek standpunt hebben. Dan kunnen ze met alles er om heen toch een bijdrage daaraan leveren.”
Banning gebruikt als motto in zijn boek het citaat van George Orwell. ‘De opinie dat kunst niets te doen heeft met politiek is op zichzelf een politieke houding.’ Dit citaat komt niet zomaar uit de lucht vallen maar duidt op een lange strijd die hij heeft met de museale wereld van de fotografie. “Het moge duidelijk zijn dat de kunst die ik bedrijf heel erg politiek geladen is. Er zit voor mijn ook een element van provocatie in. Er zijn stromingen in de kunst zoals de l’art pour l’art die heel erg esthetisch zijn. Als ik nu naar de kunstmarkt kijk, zijn er mensen die kunst kopen omdat het mooi is, en dat is op zichzelf een politiek keuze. Mijn werk heeft steeds meer ingang gevonden in diverse musea en diverse kunstcollecties dus het is duidelijk dat het als kunst wordt geaccepteerd. Maar gek genoeg willen de Nederlandse foto-instituten, met als uitzondering het Haags Fotomuseum, mijn werk niet exposeren. Een museum vertelde me eens dat die alleen ‘kunstfotografie’ wil. Ik heb sterk de indruk dat fotografiemusea het meest worstelen met het begrip kunst.” <